Voor het verbinden van alle schakelaars, ledjes en besturingselementen in de cockpit met de flightsimulator (pc) is er een interface nodig. De interface zorgt ervoor dat de signalen van en naar de diverse elektronicacomponenten, vertaald worden naar “enen en nullen”, die gelezen kunnen worden door de computer.

Inputs en outputs

In een grote cockpit zoals die van een Boeing 737 zitten honderden schakelaars en annunciators (leds) die allemaal één voor één aangestuurd moeten worden. De schakelaars en ledjes sluit je aan op een interfacekaart. Tenzij je gebruik maakt van plug & play modules waarbij de interface zit ingebouwd.

Je kunt de interface verdelen in 2 delen. Alle schakelaars worden beschouwd als inputs (ingangen) en alle ledjes of lampjes worden beschouwd als outputs (uitgangen). De inputs kun je weer opsplitsen in 2 soorten, digitale inputs en analoge inputs. Een digitale input kan 2 waarden lezen, een 1 of een 0. Net dus als een schakelaar, aan of uit. Alle schakelaars worden dus aangesloten op een digitale input. Een analoge input kan een waarde meten tussen de 0 en een bepaalde maximale waarde. Op de analoge ingangen worden bijvoorbeeld potmeters aangesloten. Dit zijn spanningsdelers waarbij de verhouding tussen de uitgangsspanning en de ingangsspanning ingesteld kan worden tussen de 0 en de 1. Potmeters worden gebruikt om draaiknoppen aan te sturen om bijvoorbeeld de backlighting te dimmen. Daarnaast worden ze in diverse besturingselementen gebruikt zoals de yokes, rudders en de throttle.

Servo’s

Behalve schakelaar, ledjes en potentiometers worden er vaak ook servo’s gebruikt in de 737 simcockpit. Bijvoorbeeld voor het aansluiten van diverse gauges. Een servomotor is een kleine elektromotor die een elektronisch signaal omzet in een mechanische beweging. Een servo wordt op de interface aangesloten op een uitgang die geschikt is om een servo aan te sturen. Meestal heb je hiervoor een speciale servo interfacekaart nodig.

Motoren, relais en joystick

Verder heb je nog een interface nodig om motoren aan te sturen. Er zijn 2 type motoren die in een cockpit gebruikt kunnen worden. Ten eerste de gelijkstroommotoren. Deze DC motoren worden bijvoorbeeld gebruikt om op een snelle wijze de hendels van de throttle quadrant aan te sturen. Van een DC motor kan eenvoudig de rotatiesnelheid geregeld worden met een DC motor card.

Een ander type motor is de stappenmotor. Dit type motor kan in “stapjes” geregeld worden waarbij de hoekverdraaiing nauwkeurig bestuurd kan worden. Dit type motor wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het nauwkeurig aansturen van de gauges.

De bedieningselementen zoals de yokes, rudderpedalen en throttle worden aangesloten op een speciale joystickcard. Dit is een interfacekaart met nauwkeurige analoge ingangen en enkele digitale ingangen die tevens ook meteen herkend wordt in Windows als joystick.

Ten slotte kun je nog een relaiskaart gebruiken in de simcockpit. Deze gebruik je om bepaalde onderdelen electronisch aan/uit te schakelen. Hiermee is bijvoorbeeld de backlighting aan/uit te schakelen als in het vliegtuig de “ground power” in/uit wordt geschakeld. Op deze wijze kun je dus een “dark cockpit” simuleren.